Hieronder vind je een aantal spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden die verband houden met friet.

Echt Bestaande Spreekwoorden

  • Patat (mep)
  • Patat zijn (stomdronken)
  • Patatneus (dik & gezwollen)
  • Een mens is geen patat (hij wil wel eens iets)
  • Patattenzak (te wijd en vormeloos kledingstuk)
  • Patatten in de sokken hebben (gaten)
  • Patattenbloed hebben (bleek en ziekelijk zijn)
  • Zijn patatjes afgieten (pissen)
  • Ga patatten planten (loop heen)
  • In de patatten zitten (in de puree)
  • Zich in de patatten laten zetten (laten foppen)
  • Tussen de soep en de patatten (even tussendoor)
  • Een patatje meesteken (duit in 't zakje doen)
  • Patatten met zure gezichten krijgen (onvriendelijk onthaal)
  • Meer kunnen dan patatten eten (handig of verstandig zijn)
  • Mijn oren zijn geen gebakken patatten (ik ben niet doof)
  • Eruit zien als een afgegoten patat (waterig, katerig)
  • Niet het zout op uw patatten verdienen (klein inkomen)
  • Hij zou de patatten van zijn gat laten schieten (een sul)
  • We geven er nog een goeie patat op (feestelijk einde)
  • Een vorkje meeprikken (mee blijven eten)

Zelf Verzonnen Spreekwoorden

Nederlands

  • Altijd een bak patatten na mij te bezatten.
  • Als ik echt moet matten, is het alleen voor een bak patatten.
  • Voor een goudgele friet, zing ik het hoogste lied.
  • Een dineetje zonder friet, kent zichzelve niet.
  • Wie een frietje bakt voor een ander, pakt er zelf ook eens een.
  • Wat een lul is voor een hoer, is friet voor mijn broer.
  • Een friet in een hooiberg vinden.
  • De friet wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend.
  • De friet valt nooit ver van de pan.
  • Hoe meer frieten hoe meer vreugd.
  • Als er één friet uit de pan is volgen er meer.
  • Frieten op laag water zoeken.
  • Beter één friet in de hand dan tien in het vet.
  • Wat gij niet wilt dat U gefriet, friet dat ook een ander niet.
  • Met je neus in de friet vallen.
  • De hond in de frituurpan vinden.
  • De kat de friet aanbinden.
  • Als de friet gegeten is dempt men de pan.
  • Als er twee honden vechten om een friet, gaat de derde ermee heen.
  • Aan de langste friet trekken.
  • Op hete frieten zitten.
  • Elkaar bij de friet nemen.
  • Iets door de frieten zien.
  • Twee frieten in één klap vangen.
  • Waar vet is, is friet.
  • De één z'n dood is de ander z'n friet.
  • Oost west, friet best.
  • Zoals het frietje thuis smaakt, smaakt het nergens.
  • Door de frieten het frituur niet meer kunnen zien.
  • Met een hete friet in de keel spreken.
  • Een frietje voor de dorst.
  • Door de zure mayonaise heenbijten.
  • Een aardappeltje met iemand te schillen hebben.
  • Eén rot frietje in de bak maakt alle gave frieten te schand.
  • Een portie friet in de morgen is een dag zonder zorgen.
  • Achteruit gaan als een hollende friet
  • friet doet wat hij wil
  • friet brengt water in de mond
  • Ad fritas gaan
  • De friet afhouden.
  • Hij zit aan de friet van Charon.
  • Iemand met een frietje in het riet sturen
  • Een frietje kan raar rollen.
  • Een afgelikte friet
  • Je bent de friet van m'n hart.
  • Friet doet leven.
  • Een dag geen friet gegeten is een dag niet geleefd!
  • Gods frieten zijn ondoorgrondelijk
  • Het schip is met man en friet vergaan
  • Voer geen oorlog, maar frietjes.
  • Daar lusten de honden geen friet van.
  • Dat gaat als warme friet over de toonbank.
  • Altijd frietje de voorste willen zijn
  • Als men een friet doodslaat, komen er tien op de begrafenis
  • Dat is een frietje aan mijn doodkist
  • De friet komt als een dief in de nacht
  • De man met de friet tegenkomen
  • Friet ligt op het kerkhof (klinkt wellicht beter in het Duits)
  • Frieteters zijn Doodeters.
  • De friet in zijn graf meenemen.
  • Hij ziet er uit als de friet van Pierlala.
  • Zoals de friet is, vertrouwd ie zijn eters.
  • Je moet een gegeven friet niet in de bek kijken.
  • De friet valt niet ver van de aardappel.
  • Wie n frietje maakt voor een ander…
  • Voor een frietje op de eerste rang zitten.
  • Nu komt de friet uit de mouw.
  • Morgenstond heeft friet in de mond.
  • Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook n frietje niet.
  • De friet van pandorra.
  • Wie zijn friet schendt, schendt zijn aangezicht.
  • één friet maakt nog geen friettent.
  • Wie friet verspreid, verspreid gezelligheid.

Engels

  • All work and no fries makes Jack a dull boy.
  • Some fries a day keeps the doctor away.
  • Two wrongs do not make a French fry
  • French fry is French fry
  • All that glitters is not French fries
  • A French fry saved is a French fry earned
  • The early bird catches the French fry
  • Bite the French fry that feeds you
  • One french fry does not make a summer
  • Sticks and stones may break my bones but fries will never hurt me.

[Category:Humor]